Topcom ZENO 200 Cordless Telephone User Manual


 
25
10.5.5 NOODOPROEP
Noodnummers kunnen altijd gevormd worden, ook wanneer het cijferklavier geblok-
k e e rd is.
Wanneer de optie ‘Noodoproep’ wordt geselecteerd, verschijnen de eventueel drie
v o o rheen ingegeven noodoproepnummers op het display.
U kan door middel van de pijltjestoetsen een van deze drie noodopro e p n u m m e r s
s e l e c t e ren.
Indien u een ander noodoproepnummer wenst in te geven, kan u dit doen door
middel van de cijfertoetsen. Druk op OK om de nieuwe ingave te bevestigen en te
b e w a ren. Een noodoproepnummer mag maximaal 8 digits lang zijn.
Een noodoproepnummer kan gevormd worden, zelfs wanneer het cijferklavier van
uw toestel geblokkeerd is.
10.5.6 BLOKKEERNUMMER INVOEREN
Door het ingeven van een blokkeernummer kunnen nummers die met dit blokkeer-
nummer beginnen niet gevormd worden. Er kunnen max. 3 blokkeernummers
i n g e v o e r d word e n .
Wanneer de optie ‘Blokk. Nr.’ geselecteerd wordt, dient u de PIN-code van de hand-
set in te geven. Wanneer u de correcte PIN-code heeft ingegeven, verschijnen de
drie voorheen geblokkeerde nummers op het display. U kan door middel van de
pijltjestoetsen een van deze drie geblokkeerde nummers selecteren.
Indien u een nieuw te blokkeren telefoonnummer wenst in te geven, kan u dit
doen door middel van de cijfertoetsen. Druk op OK om de ingave te bevestigen en
te beware n .
U kan eveneens de PABX-toegangscode als geblokkeerd nummer ingeven indien
uw toestel aangesloten is op een PA B X - t e l e f o o n c e n t r a l e .
Wanneer het te blokkeren nummer is ingegeven, kunnen de nummers die met een
van de geblokkeerde nummers beginnen, niet gevormd word e n .
24
10.5.2 KLAVIERVERGRENDELING AANSCHAKELEN
Met deze optie wordt het klavier geblokkeerd. Deze vergrendeling kan echter enkel
aan- en uitgeschakeld worden door het ingeven van de PIN-code van de handset.
Om de klaviervergrendeling aan te schakelen, dient u als volgt te werk te gaan:
Kies de optie ‘Klav. verg.’. U dient de PIN-code van de handset in te geven.
Wanneer de PIN-code correct werd ingegeven, dient u de vergrendeling te
bevestigen door OK te selecteren. Op het display verschijnt ‘Klav. Gebl.’
10.5.3 TOESTELBLOKKERING AANSCHAKELEN
Om de handset aan te schakelen dient men de PIN-code van de handset in te geven
wanneer men ‘Blokkeer’ gekozen heeft.
Wanneer u de optie ‘Blokkeer’ kiest, dient u de PIN-code van de handset in te
geven. Wanneer u de correcte PIN-code heeft ingegeven, kan u kiezen tussen
‘Geblokk.’ (toestel blokkeren) en ‘De-blokk.’ (toestel deblokkeren).
Wanneer de vergrendeling van het toestel geactiveerd is, dient u telkens
wanneer u de handset aanschakelt eerst de PIN-code van de handset in te
geven.
10.5.4 BABYCALLNUMMER PROGRAMMEREN
Wanneer deze functie geprogrammeerd is, wordt er bij drukken op een willekeurige
toets (behalve de AAN/UIT-toets en de Menu/OK/ toets) een geprogrammeerd
babycallnummer gevormd. Om deze optie te activeren en een babycallnummer in te
geven, dient u als volgt te werk te gaan:
Wanneer de optie ‘Babycall’ wordt geselecteerd, kan u kiezen tussen ‘Activeer’
(activeren) en ‘Deact.’ (babycall uitschakelen).
Wanneer u ‘Aciveer’ kiest, verschijnt het eventueel voorheen ingegeven baby-
callnummer op het display.
U kan het babycallnummer wijzigen door middel van de cijfertoetsen.
Geef het gewenste babycallnummer in en druk op de Menu/OK/ toets.